spacer
Contact Fondslijst Deelnemers beurs 1998-2006 Archief Links

MICHAEL PALMER

fragment

terug naar fondslijst

o home

 

Michael Palmer, of het zoekend denken

Michael Palmer (New York, 1943) ontving in 2006 de 'Wallace Stevens Award'. Hij is een van de grote hedendaagse voorbeelden van een internationale auteur. We hoeven in zijn geval niet over beïnvloeding te spreken. Cultureel domein is een beter begrip. En dit strekt zich uit van de Verenigde Staten over Europa tot Rusland. John Ashbery, Robert Duncan, Ernst Jandl, Paul Celan, Raymond Roussel, Andrea Zanzotto, Gennadi Ajgi zijn dichters waarmee hij een affiniteit opgebouwd heeft.
In zijn poëzie betrekt hij schilderkunst (o.a. Gerhard Richter en Kitaj) en dans (Margaret Jenkins Dance Company). Hij heeft de poëzie van Emmanuel Hocquard uit het Frans vertaald. De jury van de 'Wallace Stevens Award' schreef:


Michael Palmer is the foremost experimental poet of his generation and perhaps of the last several generations. A gorgeous writer who has taken cues from Wallace Stevens, the Black Mountain poets, John Ashbery, contemporary French poets, the poetics of Octavio Paz, and from language poetries. He is one of the most original craftsmen at work in English at the present time. His poetry is at once a dark and comic interrogation of the possibilities of representation in language, but its continuing surprise is its resourcefulness and its sheer beauty.


Palmer is geen uitbundig dichter maar een schrijver die op een bijzonder ernstige manier over de cultuur reflecteert. Hij doet dit niet op een defensieve of offensieve manier maar op een natuurlijke wijze. Het is voor hem evident dat de mens zich om cultuur bekommert en zich letterlijk onderdompelt in het leven van de geest. Daardoor is deze poëzie reflecterend. Ze onderzoekt de relatie tussen taal, wereld en ervaring. Ze onderzoekt wat het leven hier en nu is -en daardoor heeft deze poëzie een ethische dimensie. De culturele wereld verschaft hem de maatstaven om de 'reële', 'harde' wereld te beoordelen. Deze omkering overstijgt het hedendaagse en maakt zijn oordelen krachtig.
Zijn poëzie is niet mimetisch noch volgt ze een lineaire weg maar ze zoekt zich een waarheid binnen het gedicht zelf. Aarzelend, meanderend. Schrijven als zoekend denken. Aarzelen is hier geen passief werkwoord maar een bedachtzaam overwegen van wat het betekent mens te zijn. Deze houding is verwant aan die van Erasmus.Zijn poëzie is niet onpersoonlijk, er is iemand in deze poëzie aan het werk.

De poëzie van Palmer is onlosmakelijk verbonden met het boek als object. Het is het blad papier dat hem de ruimte geeft om mens te zijn. Het is het boek dat hem de mogelijkheid geeft om een gedachtegang op te bouwen. Het gedicht is niet alleen een inhoudelijk gebouw maar ook een materieel teken. Het gedicht dat op papier staat is een 'geste', een plastisch gebaar. Het boek is daarmee een artefact dat in en tegenover de wereld staat. Poëzie is een beweging die een andere wereld toont en mogelijk maakt. Vanuit het gedicht komt er een oproep aan de mens zichzelf (d.w.z. mens) te zijn.

Zijn poëzie is lichamelijk, het is een ademen, een stem. Met moet het tempo, het ritme van de gedichten vinden om ze te kunnen ondergaan en begrijpen. Poëzie moet gehoord worden. Hedendaagse poëzie wordt soms verweten hermetisch-intellectualistisch te zijn. Bij Palmer is de basis van zijn poëzie lichamelijk. Zijn poëzie is lyrisch, muzikaal én analytisch, onderzoekend.

In 2008 publiceerde hij een essaybundel 'Active boundaries'. Deze titel gaat naar de kern van dit kunstenaarschap: er is zowel een actieve als een contemplatieve sfeer in dit oeuvre aanwezig en ze zijn dit altijd tegelijkertijd. Er is geen sprake van een conflict. Er is een gelijktijdigheid. Daardoor is deze poëzie complex maar ook waarheidsgetrouw. Omdat dit -ook- onmogelijk is, is dit denken -zelfs in de essays- een poëtisch denken dat zich aan de marges van het denken en de maatschappij bevindt. Voor Palmer is het poëtisch gebied

As 'a community of those who have no community' (Georges Bataille), a community of differences, it is the space of encounter of the poetic imaginary with the social, the space where the poem may be said to disclose its desire for the world, for nothing less than the recovery of identity from loss, and language from the discursive mechanisms of power. It is, finally, I think, as one projects it, a site of passages, full of noise and its silence, what Clark Coolidge refers to as 'sound as thought'. (Active Boundaries, p. 207-208)


Met 'A site of passages' verwijst Palmer naar zijn eigen bundel 'At Passages' -die uiteraard ook verwijst naar Walter Benjamin en dus naar Baudelaire. Het citaat is ook een voorbeeld van het 'nomadische', of beter gezegd, 'wandelende' denken van Michael Palmer. Schijnbaar moeiteloos en uit de losse hand verwijst hij naar X, citeert hij Z en tussen beide plaatst hij zijn eigen Y. Als hij een foto ziet van de Braziliaanse fotograaf Sebastião Salgado (een goudmijn waar duizenden arbeiders in primitieve omstandigheden moeten werken), verwijst hij naar Dante (Inferno XIII). En dan keert Palmer de situatie weer om: wat we als een fictioneel werk beschouwden (Dante), is een werkelijkheid geworden. Van daar gaat hij naar Celan die over de hedendaagse poëzie zegt dat ze tendeert naar de stilte, het niet-zeggen. Het gedicht heeft een eigen domein aan de periferie waar het vrij is en zowel de beperkingen als de mogelijkheden van de taal exploreert. Dan gaat het over het hermetisme in de poëzie dat weliswaar een verwijt is maar ook een noodzaak. Poëzie dient afstand te nemen van de macht die woorden ontmachtigt. Poëzie laat de andere stem horen. Hij verwijst naar het zingen/reciteren bij Zukofsky en de prosodie bij Brathwaite die verschillende civilisaties oproept, … In de persoon van Palmer zien we hoe poëzie gevoed wordt en dat landsgrenzen geen culturele werkelijkheid (meer?) zijn.


Ook in zijn poëzie zien we eenzelfde manier van denken. De titel van de bundel 'The promises of glass' verwijst naar een uitspraak van Walter Benjamin over de transparantie van glasarchitectuur. (Het schilderij 'Danse de Saint-Guy' van Francis Picabia levert hierop kritiek.) Het boek bevat verder nog verwijzingen naar Dante, Wittgenstein, Rimbaud. Het gaat niet om de namen zelf, het gaat er om dat deze poëzie niet zozeer over blote ervaringen gaat maar over een reflectie over het leven, hoe te leven. Daarmee is Palmer een typevoorbeeld van de intellectueel-dichter / poeta docta. Hij gaat ook rechtstreeks in conversatie met andere dichters. Zijn bundel 'Sun' was een 'over-schrijving' van 'The waste land' van T.S. Eliot (met hetzelfde aantal regels). Palmer had de ambitie om een aantal kwalijke trekken van Eliot (zijn antisemitisme, zijn kerkelijkheid) te overstijgen.


Michael Palmer wordt geassocieerd met de L=A=N=G=U=A=G=E poëzie. Zoals de jury van de Wallace Stevens Award het al aanduidde, niet helemaal terecht. Deze associatie heeft meer te maken met het toeval van leeftijd en plaats. Palmer heeft deze verwantschap in zijn poëzie geïncorporeerd en overstegen. Het tijdschrift Parmentier publiceerde in juni 2008 een dossier T=A=A=L. In het voorwoord schreef de redacteur: '[De dichters] tonen zich bewust van de materialiteit van taal. De teksten zijn geëngageerd met de wereld en vaak (impliciet) politiek geladen. Daarnaast staat het voor Language-poëzie kenmerkende exploreren van genregrenzen […]. In een interview met Keith Tuma uit 1986 verklaarde Michael Palmer dat hij altijd geïnteresseerd is geweest in zaken als het extatische spreken omdat ze hem andere vormen van logica leverden, informatie die tegengesteld is aan het dagelijkse doen en laten. Dit is de grond voor het gedicht: een plek waar het andere, het marginale een plaats krijgt. En tegelijkertijd plaatst hij het gedicht tegenover de taal van de macht, van de politiek. Hij verzet zich tegen de eenduidigheid -de simpelheid- van de machtsretoriek.


De bundel 'Aygi Cycle' die door Druksel wordt uitgegeven, bevat tien nog niet eerder gepubliceerde gedichten van Michael Palmer.
Gennadi Ajgi (1934-2006) was een Russische dichter. Van zijn werk zijn twee anthologieën in het Nederlands verschenen. Ook hij was diep verbonden met het culturele leven van zijn tijd. Hij organiseerde tentoonstellingen met werk van Malevitsj, Larionov, Tatlin, Gontsjarova, e.a. Hij vertaalde Franse poëzie. In Rusland leefde hij marginaal. Charles B. Timmer schrijft: 'Hoewel Gennadi Ajgi al sinds 1949 publiceert is er van al zijn direct in het Russisch geschreven gedichten tot op heden [d.i. 1985] geen regel in de Sovjetunie in druk verschenen. Ajgi kan er zich dus op beroemen de minst gepubliceerde dichter in zijn Russische vaderland te zijn (direct op hem volgt Iosif Brodski).'

Timmer omschrijft het werk van Ajgi aldus: 'In grote lijnen is Ajgi's lyriek te karakteriseren als een uit verbale bouwstenen opgerichte en omhoogstijgende incantatie, een met 'cantabile' aangeduide bezwering.' Ajgi heeft een impressionistische stijl waarbij de woorden afzonderlijk een beeld moeten oproepen. Wat Palmer met Ajgi verbindt is de weigering te schreeuwen. In het vijfde Ajgi-gedicht schrijft hij: 'Within the small poem time / and tales of the preening gods / among the sliding stars // and love's silent / mirror held up / to the crimes of war // within the small poem'.

Sofia Gubaidulina zette vijf gedichten van Ajgi op muziek: Jetzt immer Schnee.

Tom Van de Voorde is de vertaler van deze gedichten. Eerder vertaalde hij al werk van Palmer maar ook van Wallace Stevens. In 2008 debuteerde hij als dichter met de bundel 'Vliesgevels filter' bij Poëziecentrum Gent.

Kurt Duyck (1967) heeft bij de gedichten van Palmer een tekening in piezzodruk gemaakt. In 2000 behoorde hij tot de 'Coming people', geselecteerd door de Vereniging van het Museum voor Hedendaagse Kunst te Gent. Zijn werk exploreert dikwijls de mens als lichamelijke machine. Hij schildert de longen, het hart, de ogen, het zenuwstelsel van de mens als was het een landschap. Zijn schilderijen lijken achteloos gemaakt te zijn, ze lijken 'slordig' en 'vuil' geschilderd te zijn. Het effect is echter een grote openheid. De schilderijen zijn niet dicht (toe) geschilderd waardoor het lichaam -alhoewel gedissecteerd- geen negatieve connotatie meekrijgt. Integendeel, de schoonheid van het scherp observeren.


Erik Lindner publiceerde in 'De Groene Amsterdammer' een recensie over dit boek.



 

html by Tankred
version 2.2 - © Druksel